Loat oe heuren: de Messiah in het Twents
Artikel door Loni Verweij
Betaald
Gratis
Prijs: {{ new Intl.NumberFormat('nl-NL', {style:'currency',currency:'EUR'}).format(price) }}
De video is niet meer beschikbaar
De video is nog niet te bekijken. Je kan de video bekijken vanaf {{availableFrom}} tot {{availableEnd}}
De video is nog niet te bekijken. Je kan de video bekijken vanaf {{availableFrom}} tot {{availableEnd}}
De video is niet meer beschikbaar
Het is misschien wel het beroemdste gezongen woord uit de klassieke muziek: Hallelujah! Händels ritmische zetting uit zijn oratorium Messiah zit bij menige koorzanger diep ingebakken. Op het Stiftfestival 2024 klinkt er op die plek een andere tekst: het koor zingt geen ‘hallelujah’, maar ‘loat oe heuren’. Ook bij de koordelen And the glory of the Lord en And He shall purify klinken niet de Engelse teksten uit de King James Bijbel, maar een Twentse hertaling. Die komt uit de pen van acteur, regisseur en toneelschrijver Laurens ten Den (1964).
Shakespeare
Ten Den verdiept zich al een aantal jaren in het Twents. Hij schrijft toneelstukken in het dialect en werkt bestaande stukken om naar een streektaalversie. Zo neemt hij teksten van Shakespeare onder handen voor voorstellingen waarbij de acteurs Nederlands, Duits en Twents door elkaar spreken. ‘We hebben in Twente ondertussen zo’ beetje een traditie van theater in de streektaal. Zo’n tien jaar geleden zijn we begonnen om in de open lucht voor duizend man te spelen. We werden voor gek verklaard. Maar van de tien voorstellingen die we deden hadden we er wel twintig kunnen maken! Nu vragen de kleinste dorpen om een eigen theaterspektakel gebaseerd op lokale geschiedenis en zitten de projecten snel vol met mensen die mee willen doen.’
Vrijheid
Van de drie koordelen uit Händels Messiah maakte Ten Den geen letterlijke vertaling. Die aanpak is geïnspireerd door dichter en schrijver Willem Wilmink (1936-2003). ‘Ik heb het geluk gehad dat ik vroeger een tijdje met hem heb mogen samenwerken. Wilmink wordt vooral bejubeld om zijn gedichten, maar hij heeft ook enorm veel vertalingen gemaakt. Hij leerde me dat je gedichten naar jezelf toe moet halen. Bij een groot gedicht waar de hele wereld in zat, kon hij het in zijn vertaling hebben over Tante Annie op de Javastraat. Soms krijg je als je een gedicht vertaalt lege, vertaalde woorden. Maar als je iets meer vrijheid neemt, kun je veel dichter bij de ziel van het oorspronkelijke gedicht komen. Daarom noem ik wat ik doe ook niet ver-talen, maar her-talen.’
Noaberschap
Zo zingt het koor tijdens het Stiftfestival in het Hallelujah niet over een almachtige God die over de wereld regeert, maar: ‘Veur ware noaberschop, wat oons mens maakt’. Ten Den: ‘Zinnen als ‘The Lord God Omnipotent reigneth’ zeggen me niet zoveel. Daarom ben ik op zoek gegaan wat past op die plek in het stuk en tegelijkertijd aansluit bij onze regionale cultuur. Toen kwam ik uit bij ‘noaberschop’. Dat is echt iets van hier. Iedereen heeft buren, maar een noaber is toch net wat meer. Dat idee komt vanuit de plattelandstraditie, het gaat om ongeschreven sociaal-economische afspraken die je met elkaar maakt. Je helpt elkaar bij de oogst, maar ook met de tradities bij vreugde en verdriet. ‘That they may offer unto the Lord, an offering in righteousness’, is bij mij geworden: ‘As zij as noabers aanderen helpt, gedraagt zij zich zo-as het heurt.’
Zielsverwanten
Even later in Ten Dens Twentse Hallelujah komt nog zo’n veelzeggend woord voor: kunnigheid. ‘Dat is eigenlijk niet naar het Nederlands te vertalen. Het dichtst in de buurt komt het woord kennis, maar dat is nogal een kaal woord. Als je kunnigheid met iemand hebt, dan heb je een bepaalde zielsverwantschap. Dat kan in een gedeelde taal en cultuur liggen – old acquaintance, oude kennis, oude betrekkingen, oude tradities –, maar dat hoeft niet. Je kunt iemand uit China tegen het lijf lopen waar je direct kunnigheid mee hebt.’
Bombastisch
Ten Den is erg benieuwd hoe de Twentse koordelen live gaan klinken. ‘De streektaal wordt vaak gebruikt voor het dagelijkse, voor het kleine, soms het oubollige. De laatste tijd gaat dat er gelukkig wel een beetje af. Streektaal wordt meer ‘van nu’. Bij mij gaat het van Bijbelvertalingen tot erotische gedichten, van Shakespeare tot boerenrevue. Maar het Twents heeft ook iets van ‘doe maar gewoon’, dat is de cultuur, wij zijn niet zo van de grootdoenerij. Händels Hallelujah is juist wel heel bombastisch. Ik ben benieuwd hoe dat in het zingen zal samenkomen met de Twentse tekst: “Loat het goan en goa noe stoan. Loat oe heuren, veur altied en eeuwig. Loat oe heuren. Loat oe heuren. Loat oe heuren.” Ik heb er nu al schik in.’